Leer Koreaans :: Les 34 Familieleden
Woordenschatquiz
Hoe zeg je in het Koreaans? Moeder; Vader; Broer; Zus; Zoon; Dochter; Ouders; Kinderen; Kind; Stiefmoeder; Stiefvader; Stiefzus; Stiefbroer; Schoonzoon; Schoondochter; Vrouw; Man;
1/17
Horen ze bij elkaar?
Stiefzus
이복 형/남동생/오빠 (ibok hyeong/namdongsaeng/oppa)
2/17
Horen ze bij elkaar?
Stiefbroer
이복 언니/여동생/누나 (ibok eonni/yeodongsaeng/nuna)
3/17
Horen ze bij elkaar?
Ouders
부모 (bumo)
4/17
Horen ze bij elkaar?
Dochter
며느리 (myeoneuri)
5/17
Horen ze bij elkaar?
Broer
아내 (anae)
6/17
Horen ze bij elkaar?
Vrouw
남편 (nampyeon)
7/17
Horen ze bij elkaar?
Zus
어머니 (eomeoni)
8/17
Horen ze bij elkaar?
Kind
어머니 (eomeoni)
9/17
Horen ze bij elkaar?
Moeder
아버지 (abeoji)
10/17
Horen ze bij elkaar?
Man
형제 (hyeongje)
11/17
Horen ze bij elkaar?
Stiefvader
자매 (jamae)
12/17
Horen ze bij elkaar?
Schoonzoon
사위 (sawi)
13/17
Horen ze bij elkaar?
Vader
딸 (ttal)
14/17
Horen ze bij elkaar?
Zoon
부모 (bumo)
15/17
Horen ze bij elkaar?
Schoondochter
아이들 (aideul)
16/17
Horen ze bij elkaar?
Stiefmoeder
의붓 아버지 (uibut abeoji)
17/17
Horen ze bij elkaar?
Kinderen
아이들 (aideul)
Click yes or no
Ja
Nee
Score: %
Goed:
Fout:
Opnieuw afspelen
Enable your microphone to begin recording
Hold to record, Release to listen
Recording