Leer Duits :: Les 35 Uitgebreide familieleden

Duitse woordenlijst

Hoe zeg je in het Duits? Grootouders; Grootvader; Grootmoeder; Kleinzoon; Kleindochter; Kleinkinderen; Kleinkind; Tante; Oom; Nicht; Neef; Neef; Nicht; Schoonvader; Schoonmoeder; Zwager; Schoonzus; Familielid;

1/18

Grootouders

(die) Großeltern

Herhalen

2/18

Grootvader

(der) Opa

Herhalen

3/18

Grootmoeder

(die) Oma

Herhalen

4/18

Kleinzoon

(der) Enkel

Herhalen

5/18

Kleindochter

(die) Enkelin

Herhalen

6/18

Kleinkinderen

(die) Enkelkinder

Herhalen

7/18

Kleinkind

(das) Enkelkind

Herhalen

8/18

Tante

(die) Tante

Herhalen

9/18

Oom

(der) Onkel

Herhalen

10/18

Nicht

(die) Cousine

Herhalen

11/18

Neef

(der) Cousin

Herhalen

12/18

Neef

(der) Neffe

Herhalen

13/18

Nicht

(die) Nichte

Herhalen

14/18

Schoonvader

(der) Schwiegervater

Herhalen

15/18

Schoonmoeder

(die) Schwiegermutter

Herhalen

16/18

Zwager

(der) Schwager

Herhalen

17/18

Schoonzus

(die) Schwägerin

Herhalen

18/18

Familielid

(der) Verwandter

Herhalen

Les 36: Vrienden

Leer Duits :: Les 35 Uitgebreide familieleden

Duitse woordenlijst

Uitgebreide familieleden :: Duitse woordenlijst

Op jezelf Duits leren